Met uw toestemming gebruikt deze website cookies en diensten van externe providers. Selecteer alstublieft in welke mate u hiermee instemt. [Meer informatie]
session cookies permanente cookies externe services alleen nu externe diensten altijd
voorjaar, meerjarige plant met zeer diepe wortels, oppervlaktekiemer hypocotyl: wit / niet behaard kiemlobben: vlezig / lancetvormig of langwerpig met een versmalde basis en een afgeronde top, nerven niet zichtbaar / groen / niet behaard / kort gesteeld of zittend
Echte bladeren
eerste bladeren ovaal, rond, aflopend, latere bladeren groot, niervormig, omgekeerd hartvormig, rond of veelhoekig met een hartvormige basis en een afgeronde of stompe top (rozetbladeren), schubvormig (stengelbladeren), bladrand rozetbladeren gaaf, gelobd of getand, handnervig / bedekt met een witte, donzige viltlaag; tijdens de groei verliest de bovenkant van de bladeren zijn viltlaag en wordt donkergroen; schubben roodachtig bruin / bladschijf behaard of niet behaard / rozet, stengelschubben verspreid of alternerend / met steunblad / rozetbladeren gesteeld / de rozetbladeren verschijnen pas tijdens of na de bloei bladsteel: lang / groen tot bruin of dikwijls rood getint / niet behaard
Stengel
rechtopstaand / tot 30 cm lang, dik / vol / rond / bedekt met een witte viltlaag en voorzien van roodachtige schubben / niet behaard / niet vertakt
Bloem
februari - mei bloeiwijze: geel / alleenstaande hoofdjes
Vermeerdering/zaad
generatief en vegetatief, zeer veel ondergrondse uitlopers zaden: gewalst langwerpig, kaal en gesteeld / circa 3 – 11 mm groot / 200 - 3.500 zaden per plant
Standplaats/verspreiding
op zware, kleiachtige, vochtige, maar ook mergelachtige, zwakzure leemgronden op kale bodems, vooral op klei, leem of mergel, op bouwland, taluds, puin, wegbermen, ruderale plaatsen in Europa, Noord- en West-Azië en Noord-Afrika