laat voorjaar - herfst, eenjarige plant
hypocotyl: roodachtig / niet behaard
kiemlobben: vlezig / langwerpig met een versmalde basis en een afgeronde top, nerven niet zichtbaar / bovenkant lichtgroen tot blauwgroen met zilverachtig, meelachtig uitzicht, onderkant violetachtig rood / niet behaard / gesteeld
bladsteel: normaal / groen / niet behaard

zeer verschillende vormen, driehoekig, lancetvormig, langwerpig, ovaal of ruitvormig met een afgeronde of schuine basis en een afgeronde, stompe of spits-puntige top, bladrand gelobd of getand, veernervig / lichtgroen tot blauwgroen of donkergroen met een meelachtige beharing; de onderkant van de eerste bladeren is vaak paarsachtig / niet behaard / tegenoverstaand / geen steunblad / gesteeld
bladsteel: normaal tot lang / groen / niet behaard

rechtopstaand / tot 110 cm lang, normale dikte / vol / geribbeld tot hoekig of gestreept / lichtgroen tot blauwgroen, vaak roodachtig gestreept / niet behaard / vertakt

juli - oktober
bloeiwijze: groen of wit / in bladoksel staande kluwens

generatief
zaden: rond / circa 0,7 – 1,5 mm groot / zwart / 3.000 - 20.000 zaden per plant

op losse, vochtige, stikstofbevattende, humusrijke leem- en zandgronden
in ruigten, langs wegbermen, in bouwland
wereldwijd